Tijdens de synodevergadering van april ging het onder andere over het idee van een kerkcampus. Het Dienstencentrum in Utrecht zit in een – qua huisvesting – te grote jas. Er is nu een idee om een nieuw gebouw te zoeken, en tegelijk die plaats te maken tot verzamelplaats van allerlei organisaties die op een of andere manier de plaatselijke kerken dienen. Maar niet alleen een verzamelplaats, dat nieuwe gebouw zou ook een broedplaats moeten worden van nieuwe ideeën over gemeente-zijn in deze tijd.
Bij bedrijven schijnt zoiets als een campus wel te werken: bedrijven die in dezelfde tak zitten en elkaar inspireren door ontmoetingen in de gemeenschappelijke ruimte van hun gebouw.
In het geval van een kerkcampus zou de ontmoeting tussen de verschillende organisaties soms toevallig moeten plaatsvinden, in de zogenaamde wandelgangen. In het gebouw van de kerkcampus zijn dat het restaurant en de kapel. Maar je kunt ook rond een bepaald thema – bijvoorbeeld een nieuwe methode voor catechisatie – de organisaties bij elkaar roepen, die daar verstand van hebben.
Doel van de kerkcampus moet zijn, om de plaatselijke gemeente (nog beter) te kunnen dienen.
Vragen zijn er ook. De belangrijkste vraag die vanuit de synode kwam ging over geld: hoe voorkom je dat zo’n nieuwe kerkcampus te duur wordt? Maar er kwamen ook veel andere vragen, zoals: hoe voorkom je dat een campus van allerlei kerkelijk / christelijke organisaties een naar binnen gekeerd geheel wordt; moet je ook niet juist niet-christelijke waarde-organisaties een plaats geven op je campus; als je een mooie nieuwe campus opzet, hoe valt dat dan bij plaatselijke gemeentes die vaak iedere euro bij elkaar moeten sprokkelen om financieel het hoofd boven water te houden?
Het idee kerkcampus wordt nu verder uitgewerkt. Maar zodra de synode de overtuiging heeft, dat het niet zal gaan werken, heeft ze de mogelijkheid om het proces stop te zetten.
domie Tjalling