Zondag 10 juli is er in de Vredekerk een psalmendienst. Medewerking aan de dienst zal worden verleend door een aantal blazers van Loppersums Harmonie. Centraal in deze dienst staat het Geneefs psalter. Dat zijn de psalmen die in het oude Liedboek (het Liedboek voor de Kerken uit 1973) als een aparte psalmenverzameling waren opgenomen voor de gezangen aan. In het nieuwe liedboek (Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk uit 2013) staan ook weer alle psalmen, maar nu als de nummers 1 tot en met 150. De liederen die er tussen staan met een letter, bijvoorbeeld 23a, 23b, enz. zijn wel berijmingen van psalmen maar horen niet tot het Geneefs psalter. Nummer 23 (zonder lettertoevoeging) bijvoorbeeld is dus wel een Geneefse psalm. In deze dienst zullen we de kracht van deze psalmen vieren en ervaren, door ze te zingen met orgel en blazers en erover na te denken.
Het Geneefs psalter heet zo omdat het geheel in de Zwitserse stad Genève is samengesteld. In de zestiende eeuw ging deze stad over naar de reformatie en de Fransman Johannes Calvijn kreeg leiding over deze hervorming. Hij vond dat de liederen uit de Bijbel gezongen moesten worden en gaf opdracht aan dichters en componisten in de stad om alle psalmen uit de Bijbel op rijm te zetten en van een melodie te voorzien. Aan dat project werkten toen belangrijke Franstalige dichters als Clément Marot en Théodore de Bèze en componisten als Louis Bourgeois mee. In 1562 was het project voltooid. Het geheel was een duidelijke eenheid. De melodieën bestonden uit halve en kwartnoten (of hele en halve noten, dat maakt feitelijk niet uit), een rusten aan het eind van de regel en heel weinig melismen (lettergrepen die op meer noten gezongen worden). En hoewel een eenheid, toch is er variatie onder de melodieën.
De psalmen zijn al snel in Nederland geïntroduceerd en in het Nederlands vertaald. Daar werden ze heel belangrijk voor het geloof van de Gereformeerde en Hervormde kerken. We zingen ze nu onafgebroken ongeveer 450 jaar, al werd de berijming een paar keer vernieuwd. Ze vormen een belangrijk deel van het religieus immaterieel erfgoed van de Protestanten. Het is hoog tijd om dat te gaan beseffen en, meer nog, om te vieren dat wij deze schat in huis hebben.
Ds. Marco Roepers