Troost
door Justus Wouda
Ontroostbaar was ik. Ik zal, denk ik, een jaar of vijf geweest zijn en ik had een prachtige knalgroene ballon gekregen die vastzat aan een koperkleurig metalen stokje. Die ballon leek wel een beetje op een grote rups. En opgetogen keek ik er naar hoe die ballon met me meedeinde terwijl ik liep.
Maar ineens: een knal en toen was er van mijn ballon niets anders over dan een vies verfrommeld groen vodje aan dat metalen stokje. Van de schrik begon ik te brullen en liep naar mijn moeder toe, maar die kon er natuurlijk ook niets aan doen. Ze probeerde me wel te troosten, maar de ballon was en bleef kapot.
Ach, dat was natuurlijk maar klein kinderleed vergeleken met zoveel ander verdriet dat een mens kan overkomen, allerlei dingen waar een mens troost voor zoekt. Want laten we niet denken dat troost iets is waar alleen kinderen behoefte aan hebben. Eén van de mooiste voorbeelden van troost die in de bijbel gegeven worden is te vinden bij de profeet Jesaja die de vergelijking maakt dat God is als een moeder die haar kind de borst geeft en zo troost.
Waar vind je troost? Gezinnen krijgen te maken met de ziekte van een zoon, broer en geliefde echtgenoot, het verlies van een dochter, zus, en tante. Van een liefhebbende man, vader en opa Waar vind je troost? Of je bent bang voor wat er in de wereld kan gebeuren, voor een nog verder achteruithollend milieu. Waar vind je troost?
Mensen zoeken vaak troost bij elkaar. Hopen dat er iemand is die troosten kan. En dan liefst iemand die geen domme dingen zegt. Want wat worden er een boel domme dingen gezegd in goed bedoelde pogingen om te troosten. Dooddoeners waar je niets aan hebt.
Als er één ding is over troost dat ik geleerd heb, dan is het dit wel: dat je iemand niet kunt troosten door het verdriet weg te nemen. Goede troost betekent juist dat het verdriet er mag zijn. Dat het niet wordt weggepoetst.
Daarom bestaat goede troost vaak uit er alleen maar zijn. Soms is dat genoeg om bij iemand te blijven, te luisteren naar wat er gebeurd is, het verdriet en de woede maar te laten komen. Een paar weken terug zei een vrouw tegen mij dat er bij haar zomaar een vrouw voor de deur stond met een pan met soep en toebehoren, ze kenden elkaar niet maar de vrouw leefde wel mee met het gezin waarvan een familielid ernstig ziek is. Het gebaar als troost zonder woorden, spontane troost.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je nooit iets zou mogen zeggen. Soms kan iemand wel degelijk troost putten uit bepaalde woorden.
Soms vinden mensen troost in woorden, in bestaande teksten, een gedicht, een lied of een Bijbeltekst. De psalmen bijvoorbeeld zijn zo’n bron van troost. Iemand zei: psalmen zingen is als fluiten in het donker: het is nog even donker, maar je voelt je minder bang, je wordt erdoor getroost.
Je zou ook kunnen denken als je kijkt naar de woorden van de psalm:121 de Heer zal u steeds gadeslaan, de Heer behoedt je voor alle kwaad. Hoe zit dat dan? Garandeert deze psalm degene die hem bidt bescherming tegen de gevaren onderweg, bescherming tegen gevaren op je levensweg? Dat jou niet zal overkomen wat een ander wel overkomt? Maar zo is de werkelijkheid toch niet? De bergen zijn voor iedereen toch even hoog? Biedt deze psalm dan valse troost?
Het is een psalm van opwaartse wegen. En dan gaat het er niet om dat je onderweg nooit iets zou overkomen, dat je bewaard zou blijven voor dingen die andere mensen wel gebeuren. Ons bestaan is nu eenmaal broos en breekbaar. Dat is een gegeven. Daar is niets aan te doen. In die bittere werkelijkheid leven op dit moment verschillende gezinnen.
De ballon die eenmaal kapot is, kan niet meer gerepareerd worden. Gods hulp bestaat er niet in dat Hij alle struikelblokken voor ons opruimt. Maar de bewaring van psalm 121 gaat dieper. Het gaat erom dat je wordt bewaard in de kern van je bestaan, dat er diep in je bestaan een kracht is, die jou draagt en dat die kracht sterker kan zijn dan de dingen die er gebeuren.
Dat is troost: dat er iemand is die meegaat, die je niet alleen laat, die je ondanks alles, jou bewaart in wat je verlangt en hoopt en gelooft met het oog op een geheeld bestaan.
Dat is troost: dat wanneer wij zeggen: ik sla mijn ogen op naar de bergen. Dat er dan Iemand is die zegt: wat er ook gebeurt, ook al raak je alles kwijt, zelfs je eigen leven: ik ben er. Ik sluimer nog slaap.