Ook als je zakt, ben je geslaagd
Graag kijk ik naar de ogen van mensen. Waarom, dat weet ik eigenlijk niet zo precies. Maar wel dat ik ogen mateloos boeiend vind om naar te kijken, om in te kijken. Ik hou van ogen. Maar ogen kunnen ook prikken. Meestal vind ik het niet leuk om ‘in de gaten gehouden te worden’. Het maakt onvrij, ik voel mij beoordeeld.
Oordeel niet, zegt Jezus.
Maar mensen oordelen voortdurend. Er is geen houden aan: steeds weer zit er een stemmetje in mijn hoofd dat commentaar op anderen geeft. En overal hoor je mensen dat stemmetje stem geven, als ze praten over een ander die er niet bij is.
Oordeel niet, dat is gemakkelijk gezegd.
Onze maatschappij strooit voortdurende oordelen rond. ‘Geniet’, is wat ons te verstaan wordt gegeven. ‘Geniet van het leven’. Anders ben je toch niet helemaal goed bezig. Als jij dat voordeel niet pakt! Als jij dat buitenkansje mist! Als jij vergeet te genieten! Dan ben jij toch gek! Dat is zonde! Er hangt ergens een scherp stemmetje in de lucht, dat mij van alles wil aanpraten. Dat mij oordeelt, als ik er niet aan meedoe.
Oordeel niet, zegt Jezus, want op grond van het oordeel dat je velt, zal er over je geoordeeld worden. Dat lijkt wel een automatisme. Met dezelfde prikkende ogen waarmee ik anderen bekijk en beoordeel, bekijk ik ook mijzelf. In de spiegel bekijk ik mijzelf: dit is niet goed, dat is niet perfect; ik zou toch echt wat meer zus moeten leven, ik zou wat meer zo moeten doen. Ik ben niet echt geslaagd, ik ben gezakt in de school van het leven.
Ik zie alleen mijzelf, vol van mijzelf is het beeld dat de spiegel mij voorhoudt. Vol van mijn imperfecte zelf. Of omgekeerd: ik ga mijzelf geweldig vinden. De hele spiegel van mijn bestaan is gevuld met het beeld van mijn perfecte zelf. Ik ben vol van mijn dikke ik, tot het moment dat iets of iemand de ballon van mijn zelfverheffing doorprikt.
Wat geen oog heeft gezien, ik zie het niet. Maar toch is er iets dat met mijn ogen niet te zien is, wat alleen met innerlijke ogen te zien is. Ik heb de neiging mijzelf blind te staren op mijn eigen imperfectie of op mijn eigen perfectie. Ik zie niet dat achter mij vol liefde naar mij gekeken wordt.
Terwijl ik in de spiegel naar mijzelf kijk met prikkende of zelfverheerlijkende ogen, zie ik niet hoe er tegelijkertijd vol liefde naar mij gekeken wordt. God die mij ziet zoals ik ben.
Met ogen die op mij rusten zonder oordeel. Ogen die tot mij spreken zonder woorden: jij bent mijn geliefde, met jou wil ik verder. Ogen die nieuwsgierig mij volgen om te zien wat er van mij gaat worden. Niet omdat er iets van mij moet worden, maar om mij.
In de hoopvolle verwachting dat ik mag groeien en bloeien in liefde en hoop en vertrouwen. Ogen die mij vragen niet aan de kracht van de verachting toe te geven, ook niet aan zelfverachting. Ogen die mij andere ogen geven. Die uitnodigen om mijzelf en de ander lief te hebben: ook als je zakt, ben je geslaagd.
Om die ogen te zien, hoef ik mij alleen maar om te draaien: God die mij ziet zoals ik ben.
ds Tjalling Huisman