Eropuit
Ds.André van den Bor
Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; uit angst voor de Judeeërs hadden ze de deuren op slot gedaan. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullie!… Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit.’ (Johannes 20,19.20)
Zolang als ik in de kerk werk ontmoet ik kerkmensen die zich zorgen maken over het voortbestaan van de kerk. Overal lopen kerken leeg. Steeds leger. Dikwijls wordt met weemoed teruggedacht aan de tijd dat kerken barstensvol zaten. Of er wordt gekeken naar kerken die wél vol lijken te zitten. Met enige wanhoop hoor je mensen zich dan afvragen wat wij niet goed doen.
Persoonlijk geloof ik niet dat de kerk ooit zal verdwijnen. Ook niet in Nederland. Wel denk ik dat de kerk zal veranderen. En dat dat niet erg is – integendeel.
Naast mijn overtuiging dat de kerk nooit zal verdwijnen, geloof ik ook dat het voortbestaan van de kerk geen doel in zichzelf is. Het doel van de kerk is niet de kerk. In mijn ogen is de kerk een middel, niets meer maar ook niets minder.
De spannende vraag op dit moment is volgens mij dan ook de vraag waartoe de kerk dient. En dus niet: hoe houden we de kerk in stand?
Zo bezien kan het Paasfeest ons – mij – een hulpspiegel voorhouden.
Ik herken mij wel wat in de terugtrekkende beweging van de leerlingen, die zich afzonderen in een afgesloten, vertrouwde ruimte en daar samenzijn met alleen vertrouwde bekenden. Door angst worden anderen, vreemden, letterlijk en figuurlijk buiten de deur gehouden. Niet alleen door de deur op slot te doen maar op tal van verschillende manieren kan een groep of een gemeenschap zich afsluiten voor anderen om zo de veilige eigenheid te bewaken.
Het verlangen naar veiligheid, een plek waar je je thuis voelt en gekend weet, is volgens mij volkomen terecht. Als de kerk zo’n ruimte is, dan is dat prachtig! Het leven geeft genoeg redenen om naar zo’n plaats te verlangen. Een kerkhuis waar je mag zijn wie je bent, een plek om op te ademen te midden van kerkmensen, een plaats om nieuwe geestkracht op te doen, om je spiritualiteit te voeden.
En – daar blijft het niet bij. De kerk blijkt niet zozeer een ruimte te zijn om te verblijven, alsof het daar allemaal gebeurt – maar om daarvanuit eropuit te gaan, de wijde wereld in. De kerk is als het ware een springplank om de wereld in te springen. Het gaat, zo denk ik dan, niet om de kerk maar om de wereld, en dus niet alleen om gelovigen maar om alle mensen, om al wat leeft en is.
En ik geloof daarbij dat het dan niet gaat om de wereld zonder meer en om mensen zonder meer, maar dat het gaat om déze wereld in déze tijd, om mensen die nú leven, mensen met een naam en een gezicht. Dit betekent volgens mij dat elke tijd en elke plek om een eigen manier vraagt om eropuit te trekken. Zo kan er een tijd en een plaats zijn waar gevraagd wordt om eropuit te trekken naar de medemens die geen helper heeft.
Op onze gemeentedag is aan het licht gekomen dat wij geen keuze kunnen maken tussen ‘de gemeente aan de Bron’ en ‘de dienende gemeente’. Wij willen vanuit een gezamenlijke bezinning op de Bron gezamenlijk anderen met vragen en noden bijstaan. Zoiets.
Voor nu houd ik het erop dat de kerk geen doel in zichzelf is en dat dat niet betekent dat we de kerk van de hand hoeven te doen. Dat de kerk een plaats is zoals een thuis en dat dat niet betekent dat we de deuren op slot doen – integendeel: we doen de deuren wijd open, iedereen mag erin, iedereen mag erbij horen. En dat de kerk geen eindbestemming is maar juist een vertrekpunt.
Pasen was en is het begin van en voor de kerk. Elk jaar weer opnieuw.
Nu ál en met terugwerkende kracht een vrolijk en vurig Paasfeest toegewenst!
André van den Bor