De moeder de vrouw
door Bertus Huizing
Ik ging naar Bommel om de brug te zien. Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden die elkaar vroeger schenen te vermijden, worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag , in ’t gras, mijn thee gedronken, mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd- laat mij daar midden uit de oneindigheid een stem vernemen dat mijn oren klonken. Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren. Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer, en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. O, dacht ik, o dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.
Je gelooft niet meer zoals je ouders vroeger. De wereld is veranderd, de mensen zijn veranderd en de godsbeelden tuimelen soms door elkaar. Je bent een “moderne” gelovige geworden met meer vragen dan antwoorden, meer twijfels dan zekerheid, meer zoeken dan vinden. Op zichzelf ben je daar niet on- gelukkig mee, het is jouw geloofsweg.
Dan komt zo ineens dat gedicht van Martinus Nijhoff voorbij waarin hij zijn moeder herkent. En jij herkent daarin ook je ouders, hun geloof, hun vertrouwen. En je wordt stil van heimwee en ontroering.
Martinus Nijhoff